Grofweg zie je een besloten vennootschap structuur vaak terug bij kleinere ondernemingen en een naamloze vennootschap structuur bij grotere, veelal beursgenoteerde, ondernemingen. Het verschil zit met name in de flexibiliteit ten aanzien van de inrichting.
Bij een BV ligt de nadruk meer op de contractuele verhoudingen tussen de aandeelhouders. Met name sinds de invoering van de Flex BV wordt er met een BV-structuur ruimte geboden voor inrichtingsvrijheid ten aanzien van de organisatie van de vennootschap en de individuele rechten en verplichtingen van aandeelhouders.
Partijen hebben bij een BV nu meer mogelijkheden om zelf de inrichting te bepalen en vast te leggen in de statuten. Bij een NV is er minder vrijheid om de organen van een vennootschap naar eigen voorkeur in te richten.
Dat heeft te maken met het openbaar belang. Het openbaar belang noopt tot een meer dwingende regeling van transparantie en bescherming van in aanmerking komende belangen.
Daarnaast is het uitgangspunt bij een BV dat de aandelen in beginsel niet vrij overdraagbaar zijn (het is immers een ‘besloten’ vennootschap), terwijl dit bij een NV vaak wel het geval is.Voor de NV is dit anders.
Bij de NV kan bijvoorbeeld gelden dat de aandelen bij uitgifte kunnen worden genomen door de aandeelhouder, waarbij maximaal 75% van de nominale waarde pas hoeft te worden gestort (geheel of gedeeltelijk) door de aandeelhouder zodra de NV het heeft opgevraagd (zie ook: Opgevraagd kapitaal).
Het nog door de aandeelhouder te storten deel wordt ook wel obligo genoemd.